Begrippenlijst SNRO 2023

Accreditatie

Een accreditatie bij de SNRO aanvragen betekent dat de onderwijskwaliteit van een onderwijsprogramma of een opleidingsinstituut gemeten en beoordeeld gaat worden met vastgestelde kwaliteitscriteria op hbo-niveau. Er wordt bewijslast getoetst betreffende de visie en missie, de organisatie en de inhoud van een onderwijsprogramma of een opleiding. Bij een positieve beoordeling ontvangt men een certificatie of keurmerk (zie ook: ‘certificatie’). Dit keurmerk staat ergens voor: de kwaliteitsborging op hbo-niveau is aangetoond.

Er bestaan bij de accreditatie door de SNRO 2 soorten accreditatie: een ‘gewone’ accreditatie van een opleiding, een bij- en nascholing en een ‘systeemaccreditatie’ van een opleidingsinstituut waaronder dan meerdere opleidingen, bij- en nascholingen in 1 keer worden geaccrediteerd.

Zie ook: ‘systeemaccreditatie’.

Accreditatiecommissie

De accreditatiecommissie (ook wel afgekort ‘AC’ genoemd) van de SNRO is een onafhankelijke toetsing- en beoordelingscommissie die bestaat uit ‘de onafhankelijke 3’: twee beoordelaars en één vakdeskundige coördinator. Bij een ‘gewone’ accreditatie beoordeelt de AC het digitaal aangeleverde bewijsmateriaal van een opleiding met de zogenaamde ‘cesuurkaart’ met daarop vooraf vastgestelde kwaliteitsstandaarden en -criteria op hbo-niveau.

Bij een systeemaccreditatie beoordelen de accrediteurs een opleidingsinstituut door middel van één of meerdere audits. Daarnaast beoordelen zij vooraf opgestelde onderdelen met de cesuurkaart. Zie ook: ‘systeemaccreditatie’ en ‘cesuurkaarten’. Leden van een accreditatiecommissie kunnen ook ter plekke bij de opleiding of bij het instituut de opleiding gaan beoordelen.

Accreditatie-instituut

Een accreditatie-instituut (of certificatie-instituut) is een onafhankelijke organisatie die met bepaalde vastgestelde criteria onderwijskwaliteit meet en beoordeelt en die bij een voldoende beoordeling een certificaat mag verlenen. Zie ook ‘certificatie’ en ‘certificatiesysteem’. Een beroepsvereniging of belangenorganisatie die zelf accrediteren, vindt de SNRO dus geen accreditatie-instituut omdat ze niet onafhankelijk zijn.

Accreditatierapport

Op basis van de constateringen op de cesuurkaart (het beoordelingsinstrument van de SNRO) en de visitatieverslagen van de accrediteurs wordt door het bestuur een accreditatierapport opgemaakt. Dit zijn alle bevindingen

Afstudeerscriptie

De afstudeerscriptie is een eindwerkstuk over een bepaald beroepsgericht onderwerp met daarin een theoretisch kader gevolgd door een praktijkgericht onderzoek. Een scriptie is de afronding van de opleiding waarbij de student de hele opleiding verwerkt en laat zien dat hij beroepsgericht op hbo-niveau in zijn vakgebied zelfstandig aan de slag kan gaan. De scriptie is geschreven op hbo-niveau waarbij gebruik is gemaakt van de APA- en andere scriptienormen. Met deze scriptie rond een student een opleiding af.

Algemene (of generieke) beroepscompetenties

De algemene beroepscompetenties (onderverdeeld in kennis, vaardigheden en houding) worden gebruikt voor ieder beroep en voor iedere functie op hbo-niveau. De SNRO hanteert als basis de 10 hbo-competenties die ook in het reguliere hbo-onderwijs worden gehanteerd. Zie ook ‘domeinspecifieke competenties’.

APA-normen

De APA-richtlijnen worden wereldwijd door veel hogescholen en universiteiten gebruikt, ook in Nederland en de naam komt van de American Psychological Association, kortweg APA. Zij publiceerde in 1929 een artikel over het opstellen van standaarden voor wetenschappelijke teksten. Zie ook: https://www.uvt.nl/lis/es/apa/apa-handleiding.pdf Deze uniforme stijl maakt teksten en vooral bronvermeldingen overal ter wereld herkenbaar.

Audit

Een audit is een praktijkcontrole tijdens een accreditatie. Deze kan gepland of ongepland voorkomen tijdens een ‘gewone’ accreditatie, om extra inzicht te krijgen in lessen, documenten of andere onderdelen van een opleiding. Daar is de audit aanvullend. Dit kunnen ook meerdere audits zijn. De komende tijd zal de SNRO audits (ook als vervanging van de schriftelijke aanlevering) verder gaan uitzetten. Bij een SA-audit wordt er gestart met een audit, de audit is de basis. Omdat het hierbij gaat om het volledige scholingsaanbod en de organisatie, zullen er bij een SA-accreditatie meerdere audits nodig zijn. Op basis van de lesroosters en de onderwerpen van de verschillende opleidingen, bepalen de accrediteurs welke en hoeveel audits er noodzakelijk zijn om een goed beeld te kunnen vormen van de onderwijskwaliteit en het niveau van organisatiegraad van het opleidingsinstituut.

Auditagenda

Dit is een document van de systeemaccreditatie. Een opleidingsinstituut ontvangt dit document aan het begin van het proces waarin alles wat in de accreditatie gecontroleerd gaat worden, op een rijtje is gezet. Er wordt een uitleg gegeven over de procedure. Centraal staan de opmerkingen en/of aandachtspunten uit vorige accreditaties plus opmerkingen uit correspondentie met het instituut en welke punten nog meer gecontroleerd gaan worden. De auditagenda bevat o.a. de namen van de accrediteurs die de audit gaan uitvoeren, de naam van de contactpersoon in geval van vragen en de materialen die de auditeurs van tevoren willen ontvangen of willen inzien tijdens de audit zelf.

Beleidsplan

Een beleidsplan geeft het beleid weer van een (onderwijs)organisatie of afdeling voor een bepaalde tijd. De organisatie omschrijft in het beleidsplan hoe de beschikbare mensen en middelen zullen worden ingezet om hun doelstellingen te realiseren (zie missie en visie).

Beroep

Standaard Beroepen Classificatie (SBC, 1992) omschrijft een ‘beroep’ als een verzameling van gelijksoortige takenpakketten. Een beroep, vak of professie, is een samenhangend geheel van arbeidstaken die voor de uitvoering een bepaalde vakkennis en - kunde vereisen, en dat - losstaand van de individuele beroepsbeoefenaar - kan voortbestaan en voor de maatschappij herkenbaar is (bron: Wikipedia).

Beroepskritische situaties

‘Beroepskritische situaties’ of ‘kritische beroepssituaties’ zijn situaties waarin de (aanstaande) beroepsbeoefenaar zich gesteld ziet voor een professioneel probleem of dilemma. Kritische beroepssituaties bevatten altijd een professioneel vraagstuk of een dilemma. De dilemma’s raken de beroepsbeoefenaars vaak persoonlijk, omdat zij in de betreffende werksituatie geconfronteerd worden met eigen waarden, normen, overtuigingen, opvaangen en emoties. Beroepssituaties die een professioneel dilemma bevatten, zijn situaties die er echt toe doen en waarop studenten zich gericht moeten voorbereiden.

Beroepsprofiel

In een beroepsprofiel wordt de essentie van een beroep voor een ervaren beroepsbeoefenaar vastgelegd en het geeft een omschrijving van de belangrijkste en meest voorkomende activiteiten in de beroepsuitoefening. Het bevat een gestructureerde verzameling uitspraken over:
  • de essentie van een beroep of groep van beroepen;
  • de centrale beroepsactiviteiten;
  • de taken en handelingen die als regel in de uitoefening van het beroep voorkomen;
  • de mate van verantwoordelijkheid, complexiteit en transfer.
  • Het beroepsprofiel moet gelegitimeerd zijn door de sociale partners uit het betreffende veld en het vormt de grondslag voor beroepskwalificaties. De betreffende beroepsverenigingen hanteren het beroepsprofiel voor de toelating van leden. In de beroepsprofielen wordt beschreven wat een ervaren beroepsbeoefenaar doet en zal moeten doen in het licht van de beroepskwalificaties en nieuwe ontwikkelingen en verwachtingen. Beroepsprofielen zijn ingedeeld in vaardigheden waarover een ervaren beroepsbeoefenaar moet beschikken, ondersteunende kennis en beroepshoudingen. De SNRO stelt als eis dat elke opleiding en bij- en nascholing concreet gebaseerd moet zijn op het actuele beroepsprofiel. En dat duidelijk zichtbaar is (bijvoorbeeld in een opleidingsberoepsprofiel) waar het beroepsprofiel terugkomt in de opleiding of de bij- en nascholing.

    Beroepskwalificatieprofiel

    Voor het beroepskwalificatieprofiel wordt dezelfde structuur als bij het beroepsprofiel gebruikt, maar hier is het geformuleerd voor de beginnende beroepsbeoefenaar. Het profiel van de initiële beroepsbeoefenaar verschilt ten opzichte van het profiel van de ervaren beroepsbeoefenaar door het niet opnemen van bepaalde vaardigheden of door het minder veeleisend formuleren van vaardigheden (bijvoorbeeld door via overleg een beroep te doen op de expertise van collega's). Zie ook ‘opleidingsprofiel’.

    Beroepsveld context

    Betrokkenheid van de opleiding bij het beroepsveld en bij actuele beroepsontwikkelingen.

    Beroepsveld context

    Samenhang en relevantie van een opleiding met het bijbehorende vakgebied. Een opleiding fungeert als intermediair tussen het vakgebied en het beroepsveld.

    Bestuursbrief

    In de zogenoemde bestuursbrief van de SNRO staat het besluit van het bestuur van de SNRO beschreven, gebaseerd op het advies van de accreditatiecommissie. Of de accreditatie is toegekend of niet, en op welke gronden, wordt in de bestuursbrief beschreven. Het besluit bestaat ofwel uit een afwijzing of uit een formele bekrachtiging met daarin het kwaliteitskeurmerk beschreven, de geldigheidseisen en de richtlijnen van het keurmerk. Ook wordt de inhoud van het accreditatierapport weergegeven. De richtinggevende aandachtspunten (met termijn van actie genoemd) en de adviserende punten dienen als basis gebruikt te worden door de opleiding voor evaluatie, actie en heraccreditatie. Zie ook ‘certificatie’.

    Bij- en nascholing

    Bij- en nascholingsactiviteiten bevatten voor het beroep betekenisvolle trainingen in beroepsgenerieke of beroepsspecifieke competenties. Ze komen altijd na een initiële beroepsopleiding. Het zijn veelal qua tijd en EC’s kortere trainingen dan een opleiding zelf behelst.

    Blended learning

    Blended learning is de combinatie tussen e-learning en traditionele onderwijsvormen. Aan ‘e-learning’ wordt de verzamelnaam gegeven voor het vormgeven van leersituaties (formeel en informeel) met behulp van informatie- en communicatietechnologie (in het bijzonder internettechnologie). Vaak wordt e-learning gebruikt in combinatie met meer traditionele onderwijsvormen en ingepast in de opleidingen of de bij- en nascholingen en dat is dan blended learning.

    Body of Knowledge & Skills (BoKS)

    De term Body of Knowledge & Skills (BoKS) staat voor het kennisdomein van de beroepsgroep oftewel: ‘het geheel van kennis, vaardigheden en aatudes van de beroepsbeoefenaar wat studenten moeten kennen en kunnen aan het eind van hun studie om als professional succesvol te opereren in de beroepspraktijk’. In de landelijke BoKS is dit per domein verwoord in termen van ‘domeincompetenties’. Meerdere disciplines kunnen toeleverancier zijn voor dit kennisdomein, maar beproefde inzichten en methoden van de beroepsgroep zelf horen er in ieder geval ook bij. Het ‘beroepskennisdomein’ bestaat dus niet louter uit dat wat vaak verstaan wordt onder 'theorie' en waarmee men dan (populair) wetenschappelijke boeken en artikelen bedoelt, het bestaat m.a.w. zowel uit expliciete als impliciete kennis. De ‘BoK’ van een opleiding kan dan ook nooit alleen maar een literatuurlijst zijn.

    CAM

    CAM is de Engelstalige akorting voor ‘Complementary and Alternative Medicine’, een term die wereldwijd gebruikt wordt. In het Nederlands vertaalt zich dat naar ‘Complementaire en Alternatieve Gezondheidszorg’. Sommige Nederlandse artsen met een integrale zorgvisie spreken liever van IM (‘Integrative Medicine’). In Amerika wordt ook de akorting ‘CIM’ gebruikt in plaats van CAM. Dit staat voor ‘Complementary and Integrated Medicine’ (bekijk verder vindjezorg.nl).

    CanMEDS

    De zogenaamde CanMEDS zijn ontwikkeld door het Royal College of Physicians and Surgeons of Canada. De term CanMEDS is een samentrekking van de woorden ‘Canadian Medical Education Directives for Specialists’. Daarvan zijn zeven algemene competenties voor een werkende in de zorgsector afgeleid. Inmiddels is dit systeem in vrijwel elke opleiding in de zorgsector geïmplementeerd. Het is tevens een systeem dat internationaal gebruikt wordt. Ook in de goede en actuele beroepsprofielen van beroepsgroepen wordt het CanMeds model gebruikt waardoor een eenduidige terminologie ontstaat en vergelijkingen en integratie zichtbaar en mogelijk wordt.

    “Certificaatbijdrage”

    Elk jaar moet aan de SNRO voor het verplicht gebruik van het keurmerk een bijdrage aan de SNRO worden betaald. In langer lopende opleiding heet dit aan het eind van de opleiding de ‘certificaatbijdrage’ is de eenmalige bijdrage die een opleiding betaalt aan de SNRO wanneer een student afstudeert en een diploma -met het keurmerk met geldige bijbehorende code van de accreditatie- ontvangt. Zie ook studentenbijdrage.

    Certificatie

    Certificatie ontvangen door accreditatie is het geheel van activiteiten op grond waarvan een onafhankelijke, deskundige en betrouwbare instelling schriftelijk kenbaar maakt dat er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat een product, dienst, persoon of systeem voldoet aan vooraf gestelde eisen. De eisen die worden gehanteerd voor accreditatie van certificatie-instellingen zijn te herleiden tot vier uitgangspunten:

  • 1. certificatie wordt uitgevoerd door een onafhankelijke en onpartijdige organisatie;
  • 2. certificatie wordt uitgevoerd door een deskundige en bekwame organisatie;
  • 3. de organisatie is betrouwbaar, hetgeen zich uit in de beheersing van de processen van de organisatie aan de hand van een functionerend kwaliteitssysteem;
  • 4. de eisen en werkwijzen, die bij certificatie worden gehanteerd, zijn (uiteindelijk) vastgesteld door een vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen.

  • De bedoeling hiermee is dat hierdoor belanghebbenden de verzekering krijgen dat de diensten of producten voldoen aan onafhankelijk geconstateerde en vooropgestelde kwaliteitseisen en dat transparantie in het aanbod wordt gerealiseerd.

    Certificatiesysteem

    Een certificatiesysteem is het geheel van regels en procedures dat door een certificatie-instelling wordt gehanteerd ter uitvoering van zijn certificatieactiviteiten. Hieronder vallen: de beoordelingscriteria, de onderzoeksmethode en de procedures, waaronder bijvoorbeeld de frequentie van beoordeling.

    Cesuurkaart

    De cesuurkaart is het beoordelingsinstrument van de SNRO waarmee de accreditatiecommissie de digitaal ingeleverde poroolio (volledig genoemd Poroolio Accreditatie SNRO, PAS) met alle bijgeleverde materialen van een opleiding toetst en beoordeelt. Hiermee brengt zij advies uit aan het bestuur over het wel of niet toekennen van de certificatie.

    Code

    Voor iedere geaccrediteerde opleiding of bij- en nascholing geeft de SNRO een onafhankelijke (keurmerk) code af die uniek is voor deze opleiding en/of bij- en nascholing. Het opleidingsinstituut vermeldt deze code op het diploma met een extra studentencode erbij waardoor fraude onmogelijk gemaakt wordt. Het opleidingsinstituut houdt de toegekende codes per student in de administratie zodat altijd kan worden gecheckt wie, wanneer met welke code een diploma heeft ontvangen.

    Competentie

    Een competentie kan eenvoudig omschreven worden als: ‘weten hoe op een bepaalde manier te handelen’ of ‘een vermogen dat kennis-, houdings- en vaardigheidsaspecten omvat, om in concrete taaksituaties doelen te bereiken’. Of iemand competent is, wordt duidelijk door de handeling zelf. Meerdere competenties vormen samen een cluster van bekwaamheden, kennis, aatudes, karakteristieken, ambities en inzichten. Dikwijls is een bepaalde competentie een voorwaarde voor een andere competentie. Bovendien ontwikkelen competenties zich altijd in een bepaalde context. Die specifieke context is van cruciaal belang voor veranderingen in iemands competenties. Met andere woorden: competenties ontwikkelen zich voortdurend.

    Complementaire (of integrale) gezondheidszorg

    Complementaire gezondheidszorg is de aanvullende zorg die gegeven wordt naast de reguliere zorg. Complementaire gezondheidszorg gaat uit van een holistische benadering waarbij de zorg de lichamelijke, emotionele, mentale, spirituele en sociale behoeften omvat. Zie ook ‘reguliere gezondheidzorg’ en ‘integrale gezondheidszorg’. Zie ook CAM.

    Conceptueel

    Conceptueel iets beschrijven betekent ‘vanuit een overkoepelend kader informatie kunnen verwerken, verbanden en structuren kunnen doorzien en ideeën kunnen beschrijven’. Voor de SNRO is het conceptueel beoordelingskader het eerste onderdeel van het beoordelingsinstrument de ‘PAS’ (zie: ‘Poroolio Accreditatie SNRO’). Op deze plek in de PAS moet een opleidingsinstituut zijn missie en visie expliciet maken en vertalen in relatie tot een breder maatschappelijk en beroepsmatig beeld.

    Conform hbo-niveau

    ‘Hbo-conform’ of ‘conform hbo-niveau’ is niet hetzelfde als een reguliere hbo-kwalificatie. In Nederland mag alleen de NVAO het hbo-niveau toekennen aan opleidingen in het reguliere onderwijs. Om misverstanden te voorkomen met het regulier onderwijs, hanteert de SNRO voor het particulier onderwijsveld de term ‘conform hbo-niveau’.

    Constructive alignment

    ‘Constructive alignment’ of ook wel ‘afgestemd onderwijs’, is een ontwerp voor lesgeven dat is berekend om diepe betrokkenheid te stimuleren met als doel het verhogen van de studie-inspanning van studenten en het geoogde resultaat. Het is ontwikkeld door Biggs en Tang. Bij het construeren van afgestemd onderwijs, is het eerst noodzakelijk om het gewenste niveau of niveaus van begrip van de betreffende inhoud te specificeren. Biggs en Tang schrijven: “Afgezien van de studenten en onszelf, omvat deze theorie van afgestemd onderwijs de volgende kritische componenten: 1. het curriculum dat we lesgeven; 2. de lesmethoden die we gebruiken; 3. de beoordelingsprocedures die we gebruiken en methoden voor het rapporteren van resultaten; 4. het klimaat dat we creëren in onze interacties met de studenten.” Zie ook ‘Taxonomie van Biggs en Tang’.

    Contacturen

    Contacturen zijn de uren die een student face-to-face contact heeft met docenten. Ook wel docentencontacturen genoemd (DCU). Docentencontacturen zijn het aantal uren dat een student op de opleiding of stage aanwezig is en daadwerkelijk contact heeft met docenten, bijvoorbeeld tijdens colleges of door begeleiding tijdens de stage.

    Contextueel

    Binnen een bepaalde context iets beschrijven, betekent oog hebben voor de samenhang en inzicht geven op brede en complexe omgevingsfactoren. Voor de SNRO is het contextueel beoordelingskader het tweede onderdeel van het beoordelingsinstrument de PAS (Poroolio Accreditatie SNRO). Op deze plek moet een opleidingsinstituut bewijzen van de vormgeving van de visie van de opleiding tonen en haar plaatsen in een herkenbaar (onderwijskundig) kader, met structuur en verbanden. Het zijn de algemene principes, uitgangspunten en de verzorgingsstructuur vertaald in de dagelijkse verzorging en omgeving die zorgen voor effectief en succesvol (leer)gedrag binnen het opleidingsinstituut.

    Contentueel

    Vanuit de content iets beschrijven, betekent met de focus op de inhoud iets verwoorden. Voor de SNRO is het contentueel beoordelingskader het derde onderdeel van het beoordelingsinstrument de PAS (Poroolio Accreditatie SNRO). Op deze plek moet een opleidingsinstituut bewijzen van de inhoud van het opleidingsprogramma leveren. Hier wordt het opleidingsprogramma beschreven, het curriculum en de bijbehorende onderwijs- en examenregeling zodat duidelijk zichtbaar wordt wat de opleiding beoogt, met als motto ‘een beginnend beroepsbeoefenaar weet waar hij aan toe is’ en wat de opleiding daarom inhoudelijk gaat doen. Het zijn de inhoud van de opleiding en de algemene onderwijskundige uitgangspunten die de voorwaarden vormen voor leren en ontwikkelen van mensen, geconcretiseerd in het leerprogramma.

    Contacturen

    Contacturen zijn het aantal uren dat een student op de hogeschool of universiteit aanwezig is en contact heeft met docenten, bijvoorbeeld tijdens colleges. Er bestaan geen wettelijke richtlijnen voor het aantal lesuren in het hoger onderwijs (ho). Universiteiten en hogescholen mogen grotendeels zelf bepalen hoe zij het onderwijs inrichten. Er zijn wel afspraken over de studielast (zie ‘EC’).

    Curriculum

    Een curriculum is het onderwijsprogramma van de totale opleiding; een samenhangend geheel van studieonderdelen die samen een opleiding vormen. Het omvat een plan voor onderwijzen en leren, bestaande uit (leer)boeken, modules, lespakketten, readers, leerplannen en lijsten met eindtermen.

    Cyclisch opleidingsmodel van Korthagen

    Het zogenaamde cyclisch opleidingsmodel van Korthagen is gemaakt rondom 4 hoofdcomponenten:
  • 1. de werksituatie;
  • 2. de opleidingsdoelen;
  • 3. de opleidings-leersituatie;
  • 4. de leerresultaten.

  • De cyclus loopt volgens 4 fasen:
  • 1-2 analyse en bepaling van de opleidingsbehoeften;
  • 2-3 het ontwikkelen van de opleidingsprogrammering;
  • 3-4 ervaring met en analyse van de leerprocessen;
  • 4-1 integratie van de leerresultaten in de werksituatie.

  • Een opleidingsinstituut dat staat voor kwaliteit, checkt haar opleidingsresultaten en stelt, op basis van de eigen ervaringen, de leerresultaten en de ervaringen van het beroepsveld, haar opleidingsdoelen en de opleidingsleersituatie regelmatig bij.

    Diagnostisch toetsen

    Een diagnostische toets is een onderzoek in de vorm van een toets naar eventuele lacunes in kennis of vaardigheden van een student. Een andere benaming is ‘formatieve toets’. In het hoger onderwijs wordt deze toets voornamelijk gebruikt bij de zelfstudie en wordt dan gebruikt als hulpmiddel om vast te stellen welke aspecten van een vak nog nadere bestudering behoeven voordat de daadwerkelijke toetsing van de leerstof plaatsvindt.

    Didactiek

    Didactiek is onderdeel van de onderwijskunde en behandelt de regels en de kunst van het onderwijzen. Het is afgeleid van het Griekse woord ‘didaskein’ wat ‘instrueren, onderricht geven’ betekent. Het geeft handvatten voor het motiveren van studenten en het goed opbouwen van lessen. Om dit goed te kunnen doen, zijn bepaalde vaardigheden nodig. Het is de wijze waarop kennis, leerhouding (aatudes) en vaardig-heden door een leerkracht of een opleiding worden onderwezen aan studenten. Er is sprake van algemene didactiek (op welke manier leert men het beste iets aan, hoe worden de lessen ingevuld) en vakdidactiek (hoe wordt de specifieke vakinhoud het beste geleerd).

    Didactisch concept

    Een didactisch concept is een onderwijskundige visie of invalshoek, van toepassing op het hele leermiddel. Het is voor de SNRO van belang dat de opleidingsleersituatie systematisch en weldoordacht door de opleiding wordt ingericht. Aangezien het leren een bewuste activiteit hoort te zijn, dient van tevoren te worden nagedacht over de beginsituatie van de studenten, de wijze waarop de leerstof aan hen het beste kan worden aangeboden et cetera. Er zijn ook bestaande didactische modellen die door een opleiding kunnen worden gebruikt. De keuze voor een didactisch concept kan per opleiding verschillen.

    Docenten contacturen (DCU)

    Docenten contacturen zijn het aantal uren dat een student op de opleiding of stage aanwezig is en daadwerkelijk contact heeft met docenten, bijvoorbeeld tijdens colleges of door begeleiding tijdens de stage.

    Domeinspecifieke competenties

    Per beroepsgroep worden (naast de beroepsprofielen) ook domeinspecifieke competenties ontwikkeld en gedragen door de verschillende beroepsorganisaties waar de beroepsgroep bij aangesloten is. Bij elk beroep hoort naast de algemene beroepscompetenties ook een hoeveelheid basis(vak)kennis en vooral ook vakspecifieke kennis van het beroepsdomein waarvoor de aanstaande beroepsbeoefenaar wordt opgeleid. Hierbij past de integratie van kennis, vaardigheden en houding in het opleiden van de student tot een verantwoordelijk handelende en startbekwame beroepsbeoefenaar.

    E-learning

    Onder ‘e-learning’ verstaan we de verzamelnaam voor het vormgeven van leersituaties (formeel en informeel) met behulp van informatie- en communicatietechnologie (in het bijzonder internettechnologie). Vaak wordt e-learning gebruikt in combinatie met meer traditionele onderwijsvormen en ingepast in de opleidingen of de bij- en nascholingen. Dan wordt dit ‘blended learning’ genoemd.

    Evidence based principe

    Letterlijk betekent evidence based ‘op bewijs gebaseerd’. Het principe hierbij gaat er om dat men gebruik maakt van het best beschikbare bewijs en niet bijvoorbeeld enkel een mening of visie geeft. Dit betekent voor de SNRO dat zij bij accreditatie en visitatie vragen stelt aan opleidingsinstituten die inzicht geven in daadwerkelijke aantoonbare resultaten, zichtbare materialen en werkbare procedures en beleid, dus materialen die inzicht geven in feitelijke procedures en beleid zoals lesmateriaal, toetsmateriaal en (eind)resultaten.

    Evidence based informed

    Het hebben van een ‘evidence-based geïnformeerde’ visie gaat o.a. over het ontwikkelen van een visie door middel van het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het beste beschikbare bewijs uit meerdere bronnen. Dit bewijs kan allereerst akomstig zijn van wetenschappelijk onderzoek. Het kan ook akomstig zijn van (lokale) organisatorische of zakelijke indicatoren, zoals bedrijfsstatistieken en kritieke prestatie- indicatoren (KPI’s) waarmee de prestaties van een organisatie, teams en de afzonderlijke medewerkers gemeten kunnen worden. Het kan ook akomstig zijn door observaties van oefenomstandigheden. Zelfs iemands professionele ervaring kan een belangrijke bron zijn van bewijs, zoals in het geval van een ondernemer die leert van het hebben van een verscheidenheid aan bedrijven waarbij het ene bedrijf door een bepaalde aanpak eerder zijn vruchten blijkt af te werpen dan dezelfde aanpak bij een ander bedrijf.

    EC (European Credit)

    De SNRO hanteert voor het meten van de studiebelasting het EC- systeem, wat staat voor European Credit. De EC-berekening is ingevoerd om in Europa opleidingen met elkaar te kunnen vergelijken en zodoende internationalisering te stimuleren. Daarmee kan eenduidig en met objectieve criteria het niveau en de zwaarte van de opleiding worden vastgesteld en vergeleken. De basis van de EC-berekening is de tijdsinvestering door de student aan colleges, werkgroepen, thuisopdrachten, studieonderdelen en dergelijke. Eén studiepunt (EC) staat voor 2ti uur studie. De berekening van de studielast is vooral gebaseerd op de hoeveelheid literatuur en de zwaarte van de opdrachten. Verder wordt gekeken naar de verhouding tussen contacturen en zelfstudie-uren. Hiervoor worden normen en richtlijnen gebruikt bij de accreditatie, zoals de verhouding contact: zelfstudie van 1:4 tot 1:6. De SNRO heeft voor deze berekening een eigen formulier (Formulier EC-berekening) ontwikkeld met een daarbij behorende invulinstructie (Formulier EC-berekening invulinstructie).

    Eindkwalificaties

    Eindkwalificaties zijn die omschreven kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht, vaardigheden en beroepshoudingen waarover iemand die de opleiding voltooit, moet beschikken.

    Eindwerkstuk/scriptie

    Een Eindwerkstuk bij een hbo-opleiding is verplicht en gebonden aan uitgewerkte regels zoals hoeveelheid, doelstelling, uitwerking, presentatie, gebruik van bronnen. In de accreditatie wordt dit gecontroleerd met daarbij de eisen die de opleiding stelt en voorbeelden van eindwerkstukken.

    ELO

    ELO betekent een ‘elektronische leeromgeving’. Dit wordt ook vaak een ‘digitale of virtuele leeromgeving’ genoemd. In een zogenaamde ‘ELO’ kunnen zowel docent als student met elkaar werken en communiceren in het kader van het leerproces. Daarnaast ondersteunt de ELO de organisatie van het leren. Het is een geheel van technologische voorzieningen (computer hardware en software, infrastructuur en netwerken van telecommunicatie).

    Evidence

    Het Engelse woord ‘evidence’, in het Nederlands ‘bewijslast’, slaat op bewijsstukken die een opleidingsinstituut moet aanleveren om te laten zien dat het gevraagde hbo-niveau ook daadwerkelijk in de opleiding aanwezig is en wordt behaald.

    Facilitair beleid

    Facilitair beleid gaat over hoe een organisatie de randvoorwaarden voor een goede uitvoering van de opleiding vormgeeft. Het heeft betrekking op huisvesting (interne voorzieningen wat betreft het gebouw), diensten en middelen (schoonmaak, catering, documentbeheer, veiligheid), ICT (software, hardware, ondersteuning, opleiding, beheer), externe voorzieningen (zoals bereikbaarheid, samenwerking, dislocaties) en facilitair management zoals administratie, sturen van processen (zoals planning, kosten, instroombeleid, studievoortgang, examinering, klachtenregeling), helpdesk, informatievoorziening en de kwaliteit van al deze voorzieningen.

    Formatief toetsen

    Formatief toetsen is erop gericht om cursisten feedback te geven om het leerproces te versterken. Formatieve toetsen worden daarom vaak halverwege een opleiding afgenomen zodat er voor de rest van de opleiding bijgestuurd kan worden. Het draait hier dus vooral om het geven van feedback om te groeien en om inzicht te krijgen hoe het leerproces van de student ervoor staat. Een formatieve toets hoeft geen diagnostische toets te zijn: het is gewoon een tussentoets. Er zijn eigenlijk 2 soort toetsen: diagnostische en selectieve. En formatieve (tussentijdse) en summatieve (eind)toetsen. Daarbij zijn combinaties mogelijk bij deze 4 begrippen en twee paren.

    Formulier aanvragen code bij-en nascholing

    Dit is een Excel-formulier specifiek voor SA-instituten ontwikkeld. Iedere vorm van scholing die onder een systeemaccreditatie gaat vallen, heeft een code nodig. Deze code moet op een diploma of certificaat vermeld worden om daarmee aan te geven dat een opleiding/bij- en nascholing is geaccrediteerd. Op dit formulier aanvragen code bij- en nascholing moet het opleidingsinstituut een volledig overzicht geven van alle opleidingen en bij- en nascholingen die onder de SA gaan vallen, met daarbij alle relevante gegevens.

    Formulier EC-berekening

    Met het Excel Formulier EC-berekening’ (ontwikkeld door de SNRO) kan de opleiding uitrekenen en bewijzen hoeveel EC’s een opleiding en/of bij- en nascholing beslaat.

    Formulier Samenhang Opleiding

    Het Formulier Samenhang Opleiding is ontwikkeld door de SNRO. De bedoeling van het in te vullen formulier is om de rode lijn (draad) in de opleiding te laten zien en om de relatie te leggen tussen hbo-competenties, doelstellingen, werkvormen, inhoud, toetsen en niveau van de toetsen in relatie tot de doelstellingen.

    Handleiding accreditatie bij het invullen van de PAS

    De Handleiding accreditatie is geschreven door de SNRO om wat richtlijnen, achtergrond en tips te geven bij het invullen van de accreditatie aanvraag.

    Hbo-competenties generiek (of algemeen)

    De 10 algemene of generieke hbo-competenties zijn: brede professionalisering, multidisciplinaire integratie, toepassing van wetenschappelijke inzichten, transfer en brede inzetbaarheid, creativiteit en complexiteit in handelen, probleemgericht werken, methodisch en reflectief denken en handelen, sociaal- communicatieve bekwaamheid, basiskwalificering voor managemenouncties en besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid.

    Generieke kernkwalificaties als kwaliteitseisen voor de hbo- master gaan onder meer om het zelfstandig kunnen verwerven door de student van kennis, om het zelfstandig kunnen uitvoeren van en/of leiding geven aan op toepassing gericht onderzoek met behulp van een breed kennisspectrum, om onafhankelijke oordeelsvorming te kunnen vormen en om methodisch verantwoord te kunnen werken.

    Hbo-competenties specifiek

    Hbo-competenties specifiek zijn domeinspecifieke eisen, waarin vastgelegd is welke inhoudelijke kennisniveaus en competenties binnen een specifieke opleiding gesteld moeten worden voor een bepaalde beroepsuitoefening.

    Heraccreditatie

    Een accreditatie bij de SNRO wordt voor een periode van 3 jaar afgegeven. Achterliggende gedachte bij deze tijdslijn is dat kwaliteitsontwikkelingen in opleidingen snel gaan. En een regelmatige kwaliteitscheck vragen. Met name ook vanuit het belang van de deelnemers aan opleidingen die zo zeker weten dat hun eventueel te volgen opleiding actueel op kwaliteit is gecontroleerd. Het opleidingsinstituut houdt de SNRO op de hoogte van fundamentele wijzigingen. Na drie jaar volgt heraccreditatie. Iedere accreditatie (dus ook een heraccreditatie) is weer een nieuwe accreditatie met een eigen proces en inhoud op basis van de eisen. De aandachtspunten en geëiste ontwikkelingen uit de bestuursbrief na de eerste accreditatie vormen (naast de andere accreditatiepunten) de uitgangspunten voor de heraccreditatie.

    Heraccreditatiecommissie

    De heraccreditatiecommissie (ook wel afgekort ‘HAC’ genoemd) is de onafhankelijke toetsing- en beoordelingscommissie van de SNRO die bestaat uit ‘de onafhankelijke 3’: twee beoordelaars en één vakdeskundige coördinator. Zij verzamelen de feiten en beoordelen middels de cesuurkaart. De accrediteurs beoordelen onafhankelijk van elkaar en onafhankelijk van het bestuur en hebben geen belangen bij de accreditatie. Ze brengen vervolgens advies uit aan het bestuur.

    Integrale gezondheidszorg

    De essentie van integrale gezondheidszorg is de focus op gezondheidsbevordering in plaats van op ziektebestrijding. Dit sluit aan bij het begrip ‘positieve gezondheid’ (Huber, 2012). Bij integrale gezondheidszorg ligt de focus op een actieve patiënt, met openheid naar alle vormen van geneeskunde waar bewijs voor bestaat en met een nadruk op preventie.

    INK-model

    Het INK-model is een managementmodel dat bedoeld is voor organisaties om een zelfevaluatie mee uit te kunnen voeren. Het model helpt organisaties te focussen op 10 gebieden waar verbeteringen mogelijk zijn: leiderschap, medewerkers, strategie en beleid, middelen, processen, waardering door medewerkers, waardering door klanten en leveranciers, waardering door de maatschappij, eindresultaten en leren en verbeteren. Het INK model wordt door de accreditatiecommissie (naast andere modellen) gebruikt om het niveau van het organiserend handelen van een organisatie te kunnen vaststellen.

    Kantoorcheck

    Als er aan het begin van een accreditatie door de SNRO materialen worden aangeleverd door een opleidingsinstituut, dan wordt er de zogeheten kantoorcheck gehouden. Dat houdt in dat de materialen die de opleiding naar de SNRO heeft gestuurd eerst moeten worden gecheckt op volledigheid. Als de materialen volledig zijn, wordt het doorgestuurd naar de accreditatiecommissie ter verdere afhandeling. Mochten er zaken ontbreken, wordt het instituut in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende spullen aan te leveren.

    Kernwaarden

    Kernwaarden zijn de belangrijkste waarden binnen een opleidingsinstituut. Het zijn eigenschappen of drijfveren die laten zien waar men voor staat. Er zijn bij voorkeur 3 tot 6 heldere kernwaarden die de cultuur van de organisatie in een keer duidelijk maken. Zo zijn de 3 kernwaarden van de SNRO: ‘onafhankelijkheid, kwaliteit en transparantie’. Zie hiervoor de website van de SNRO.

    Kijkglas van Kaats

    Het Kijkglas op samenwerking van Kaats is een model waarmee een organisatie gemeenschappelijk naar samenwerkingsvraagstukken kan kijken. Een samenwerking verloopt in een aantal fasen en heeft een aantal algemene kenmerken. Afhankelijk van de kracht en zwakte van een samenwerkingsverband, past een verschillende set interventies. Het Kijkglas van Kaats kan tijdens de accreditatie helpen om een beeld te vormen hoe een bepaalde samenwerking er voor staat. Het Kijkglas wordt onder andere gebruikt bij een SA-accreditatie.

    KPI

    KPI zijn kritieke prestatie-indicatoren waarmee de prestaties van een organisatie, teams en de afzonderlijke medewerkers gemeten kunnen worden.

    Kwaliteit

    In de Nederlandse encyclopedie staat als betekenis van ‘kwaliteit’ dat het ‘de mate is waarin goederen en diensten voldoen aan de eisen, behoeften en specificaties van de afnemer, klant en gebruiker’. Onderwijskwaliteit is dan logischerwijs de mate waarin het onderwijs voldoet aan de eisen, behoeften en specificaties van de gebruikers. De NVAO hanteert de betekenis van kwaliteit als ‘de kwaliteit die in internationaal perspectief redelijkerwijs verwacht mag worden van een bachelor- of masteropleiding binnen het hoger onderwijs’. Kwaliteit is geen statisch proces en geen vooraf afgerond geheel. Zie ook ‘onderwijskwaliteit’.

    Kwaliteitsborging

    Kwaliteitsborging in het hoger onderwijs betekent dat het onderwijs systematisch wordt doorgelicht door een onafhankelijke accreditatie-instelling om de kwaliteit, rechtvaardigheid en efficiëntie ervan op peil te houden of te verbeteren. Het is een proces waarbij belanghebbenden (zoals studenten maar ook de beroepsgroep) het vertrouwen krijgen dat de voorzieningen van een opleiding voldoen aan de verwachtingen of dat er maatregelen worden genomen om aan de drempelminimumvereisten te kunnen voldoen. Zie ook ‘kwaliteitscheck’ en ‘quality assurance’.

    Kwaliteitscheck

    Een accreditatie is een kwaliteitscheck van een opleiding waaruit vervolgens een kwaliteitsoordeel van het accreditatie-instituut voortkomt. De opleiding krijgt bij goedkeuring immers ook een officieel kwaliteitskeurmerk. Dit keurmerk staat ergens voor: de kwaliteitsborging is aangetoond en moet vervolgens ook voortdurend in ontwikkeling worden vergroot.

    Kwaliteitscultuur

    Een kwaliteitscultuur binnen een onderwijsorganisatie is de impliciete, vaak vanzelfsprekende manier waarop een team en haar management naar onderwijskwaliteit streeft. Een opleiding laat middels accreditatie zijn ware kwaliteit en effect zien in hoe zij de beroepseisen, de uitvoering en randvoorwaarden verbindt met de inhoud van de opleiding. De kwaliteit van de opleiding vloeit voort uit de interactie tussen docenten, studenten, leeromgeving en beroepsveld. Een opleiding gericht op kwaliteit heeft een effectieve organisatie en beslissingsstructuur met betrekking tot de kwaliteit van het opleidingscurriculum waarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden duidelijk zijn afgebakend en waarvan de inspraak van medewerkers en deelnemers deel uitmaakt. Daarnaast is er bij een opleiding sprake van een goed evenwicht tussen de verwachtingen van de student en het uitgevoerde van het opleidingsinstituut. Een kwaliteitscultuur vraagt kritische reflectie van de uitwerkingen en methodieken die de opleiding hanteert in de opleiding en in een bij- en nascholing. Ten behoeve van het ontwikkelen van een kwaliteitscultuur bestaat er een monitorsysteem zodat het opleidingsinstituut methodisch waar nodig verbeteringen kan doorvoeren.

    Kwaliteitsontwikkeling

    Kwaliteitsontwikkeling wordt gezien als het versterken van de kwaliteit binnen een organisatie. Het is de verbetering van de onderwijskwaliteit, om deze naar een hoger niveau te tillen dan voorheen. Het accreditatieproces is een kwaliteitsproces; er vindt een kwaliteitsverbetering en -ontwikkeling plaats mede veroorzaakt door de kwaliteitscheck en het kwaliteitsoordeel van het onafhankelijke accreditatie-instituut. De visie die aan dit belang van kwaliteitsontwikkeling ten grondslag ligt, heeft gemaakt dat de SNRO bij het verlenen van haar kwaliteitskeurmerk na accreditatie elke drie jaar de opleiding opnieuw controleert. Deze driejaarscyclus zorgt niet voor jaarlijkse accreditatiedruk op het instituut en het geeft het instituut de tijd om de systematische kwaliteitsontwikkeling vorm te geven. Zie ook ‘quality enhancement’.

    Kwaliteitszorgsysteem

    Het kwaliteitszorgsysteem is de ruggengraat van een organisatie. Kwaliteitszorg op hbo-niveau betekent dat er door een opleiding verantwoording wordt afgelegd voor de middelen en de kwaliteit. Een kwaliteitszorgsysteem biedt de handvatten om de onderwijskwaliteit op een structurele manier te verbeteren. Het helpt om te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving, aan de externe en interne eisen die voor een opleiding zijn opgesteld. Het kwaliteitszorgsysteem van een opleiding is dus niet alleen intern maar ook extern gericht: naar het beroep, de beroepsvertegenwoordigers en andere stakeholders. Het laat zien hoe het kwaliteitsproces verloopt en verzekert de omgeving dat de kwaliteit van de opleiding in orde is en dat er steeds gewerkt wordt aan de versterking van die kwaliteit. De inhoud van het beroep wordt door de markt en de externe stakeholders bepaald. Accreditatie door de SNRO is zo een onafhankelijke en externe kwaliteitsborging die dit kwaliteitszorgsysteem van de opleidingen bekijkt en beoordeelt.

    Kwalificaties

    Kwalificaties zijn de vereisten -op het gebied van kennis, vaardigheden en houding- die worden gesteld aan de uitoefening van een beroep. Hiermee kunnen op adequate wijze en met gewenst resultaat arbeidstaken en gerelateerde oplossingen in de beroepssituaties worden gerealiseerd. Kwalificaties worden verwoord in competenties. Dat iemand is ‘gekwalificeerd’ wordt uitgedrukt in een diploma, als formele erkenning van het beheersen van de beroepscompetenties.

    Learning analytics

    Learning analytics is het verzamelen, analyseren en rapporteren van data uit leeromgevingen om het leerproces van studenten te verbeteren. Deze informatie kan vervolgens beschikbaar worden gesteld aan studenten, docenten of opleidingsmanagement en kan ook gebruikt worden in een accreditatieproces.

    Lesgebonden, lesoverstijgende en praktijkgerichte activiteiten

    Lesgebonden activiteiten zijn activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een les/college. Lesoverstijgende activiteiten zijn b.v. snuffelstages, workshops, bezoeken tentoonstellingen en/of excursies. Praktijkgerichte activiteiten zijn gericht op het oefenen van de praktische vaardigheden (b.v. casus, proeyehandeling, stage).

    MBK

    Lesgebonden activiteiten zijn activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een les/college. Lesoverstijgende activiteiten zijn b.v. snuffelstages, workshops, bezoeken tentoonstellingen en/of excursies. Praktijkgerichte activiteiten zijn gericht op het oefenen van de praktische vaardigheden (b.v. casus, proeyehandeling, stage).

    MPsBK Plato

    Hieronder vallen de MBK en PsBK opleidingen maar hier ze worden dan in één begrip samengetrokken. Zie ook ‘PsBK’.

    Meervoudige partijdigheid

    Meervoudige partijdigheid is een begrip ontstaan in de ‘contextuele visie’ wat berust op het ethisch perspectief dat mensen vóór alles verantwoordelijk zijn voor elkaar. Het is de basishouding van de professional, waarbij de belangen van alle betrokken partijen worden gezien. Voor de SNRO betekent dit dat zij de belangen van de verschillende partijen binnen een opleiding combineert met het eigen belang voor kwaliteitsvolle opleidingen en het eigen professioneel handelen.

    Memo

    De zogenaamde memo is een officieel bericht van het bestuur aan een opleidingsinstituut wanneer er volgens het accreditatierapport nog zaken verbeterd en/of gewijzigd moeten worden. Zo’n memo vraagt dus altijd om actie van een opleiding.

    Methodiek

    Een methodiek is een aan de theorie ontleend opleidingsproces.

    Missie en visie

    De missie van een organisatie geeft aan welke functie de beroepsopleiding kan en wil vervullen en definieert hierdoor de bestaansgrond. In de missie staat beschreven vanuit welk gedachtengoed, welke waarden en identiteit wordt gehandeld. De missie is een ijkpunt, een blijvend iets dat niet jaarlijks zal wijzigen. Hulpvragen om een missie te formuleren zijn onder meer:
  • waar staan we voor;
  • welke normen en waarden hebben wij;
  • welke overtuigingen motiveren ons;
  • wat is ons bestaansrecht.

  • De visie van een organisatie is een inspirerend toekomstbeeld in het vormgeven en uitdragen van de beroepsopleiding. Het is overstijgend geformuleerd en neemt afstand van de dagelijkse praktijk. Om een visie te formuleren, kan men zich bepaalde vragen stellen:
  • hoe ziet de omgeving van de opleiding er in de verre toekomst uit,
  • wat wil de opleiding dan hebben bereikt,
  • hoe worden deze doelstellingen vormgegeven en hoe worden de gestelde doelen behaald?
  • Module

    Modules vormen de kleinste afgeronde leereenheden van een opleiding en leiden op voor een specifieke beroepsgenerieke of beroepsspecifieke competentie. Modules staan op zichzelf en vormen daarbinnen een afgerond geheel. Modules bestaan uit doelen, leerinhouden, werkvormen en media van een reeks van educatieve activiteiten, alsmede de tijdsperiode waarin deze doelen gerealiseerd dienen te worden.

    MOOC

    MOOC is een open online cursus (Massive Open Online Courses).

    Onafhankelijk accrediteren

    Onafhankelijkheid als kenmerk bij een accreditatie-organisatie als de SNRO betekent dat de organisatie eigen, formele en onafhankelijke oordelen en besluiten moet nemen op grond van haar eigen zienswijze of bevindingen zonder invloed van buitenaf. Hierbij is een onpartijdige beoordeling, gebaseerd op onafhankelijk kwaliteitsonderzoek volgens vaststaande beoordelingskaders door onafhankelijke beoordelaars, essentieel. Om dat te kunnen, moet door de hele organisatiestructuur heen kernmerken van onafhankelijkheid ingebouwd zijn. Zo heeft de SNRO er doelbewust voor gekozen om de criteria en de kwaliteit centraal te stellen, ongeacht wie of wat ze voor zich heeft. En heeft een accreditatiecommissie binnen de SNRO een onafankelijke rol binnen het accreditatieproces.

    OER Onderwijs examen Reglement

    In een onderwijs- en examenregeling (de OER) staat informatie over het onderwijsprogramma, de kwaliteit van het onderwijs, de tentamens en de examens.

    Onderwijskwaliteit

    Een opleiding laat zijn ware onderwijskwaliteit en effect zien in hoe zij de beroepseisen, de uitvoering en randvoorwaarden verbindt met de inhoud van de opleiding. De kwaliteit van de opleiding vloeit voort uit de interactie tussen docenten, studenten, leeromgeving en beroepsveld. Onderwijskwaliteit meten gaat niet zozeer over het specificeren van standaarden of specificaties waarmee kwaliteit gemeten of beheerst wordt, maar over het verzekeren dat er mechanismen, procedures en processen zijn ingesteld om te verzekeren dat de gewenste kwaliteit, hoe deze ook wordt gedefinieerd of gemeten, wordt geleverd (zie ook ‘kwaliteit’, ‘kwaliteitsborging’ en ’kwaliteitsverbetering’).

    Opleiding

    Een opleiding is een geïntegreerd geheel dat opleidt tot een afgekaderd beroep (als het een beroepsopleiding is) vanuit algemene en beroepsspecifieke competenties. Een aantal cursussen of modules kunnen samen een opleiding vormen (zie de ‘hbo-competenties’).

    Opleidingsinstituut

    Een opleidingsinstituut is een instelling waar een student een opleiding kan volgen. Dit kan zowel fysiek in een gebouw plaatsvinden of online.

    Opleidingsprofiel

    Een opleidingsprofiel is de omschrijving van de eisen (kennis, vaardigheden, beroepshouding) waaraan afgestudeerden van een opleiding moeten voldoen. In het hbo moeten de opleidingsprofielen nauw aansluiten op beroepsprofielen.

    Onderwijskunde

    Onderwijskunde is de interdisciplinaire wetenschap die leren, opleiden en ontwikkelen in onderwijs en bedrijfsleven wil begrijpen, beschrijven en verklaren. Om daarmee een bijdrage te leveren aan verbetering van het onderwijssysteem, opleidings- en leertrajecten. Om zo leerprocessen te helpen ondersteunen, organiseren en ontwikkelen. Het hee^ een interdisciplinair karakter en steunt op de funderende wetenschappen psychologie, pedagogiek en sociologie.

    PAS

    De ‘PAS’ is de Portfolio Accreditatie SNRO dat digitaal wordt aangeleverd waarmee de SNRO vraagt aan alle soorten opleidingstypes om bij het invullen van de PAS bewijsmateriaal onderbouwing van de onderwijskwaliteit van de opleiding aan te leveren. Dit betekent dat er accreditatie- en her- accreditatiematerialen ontwikkeld zijn die inzicht geven in feitelijke procedures en beleid, lesmateriaal, toetsmateriaal en (eind)resultaten.

    Particulier onderwijs

    Particulier onderwijs en particuliere scholen worden niet bekostigd door de overheid. In onaQankelijke accreditatieorganisatie SNRO accrediteert in het particuliere opleidingsveld. Dit kan in het CAMveld zijn maar ook bijvoorbeeld contractactiviteiten van reguliere onderwijsinstellingen die niet onder de reguliere accreditatie van de NVAO vallen.

    PDCA-model

    Het PDCA-model staat voor ‘Plan-Do-Check-Act’ en is een cyclisch proces voor continue verandering en verbetering.

    Peer feedback

    Bij peerfeedback gaat het om feedback tussen 'gelijken'. Een student die feedback gee^ aan een medestudent is een vorm die in het onderwijs steeds vaker voorkomt. Het kan een waardevolle toevoeging zijn aan het onderwijs wanneer het goed wordt geïmplementeerd.

    PLATO

    Aan het ‘Plaoorm Opleiding Onderwijs en Organisatie’ (afgekort: PLATO) van de Universiteit Leiden is in 2013 door overkoepelende landelijke zorgverzekeraars gevraagd om eindtermen voor medische- en psychosociale basiskennis op te stellen (Tönis, 2013). Tevens is toen gevraagd om een indicatie te geven van het aantal EC’s dat gemoeid zou zijn met het volgen van onderwijs met betrekking tot deze eindtermen en een toetsmatrijs. De ontwikkelde toetsmatrijs is vanaf toen als basis gaan gelden voor het ontwikkelen van opleidingen en examens, om te meten in hoeverre aan de eindtermen is voldaan. Ook hee^ deze toetsmatrijs handvatten gegeven voor de accreditatie van opleidingen. Er is de SNRO gevraagd door de landelijke verzekeraars om als onaQankelijke accreditatieorganisatie de opleidingen conform de Plato-normen te accrediteren.

    Pluis /niet pluis gevoel

    Het landelijk kunnen vaststellen van eindtermen voor psychosociale en medische basiskennis hee^ als doel gehad duidelijkheid te scheppen over de basiskennis die minimaal nodig is om het zogeheten ‘pluis niet pluis’- gevoel van een cliënt te kunnen ontwikkelen en om te leren wat de grenzen van de eigen deskundigheid zijn. In die basiskennis (en dat geldt dan dus ook voor de eindtermen) gaat het dus niet om het in de praktijk handelen volgens het ‘pluis/niet pluis principe’, maar om de cognitieve basis daarvoor (Tönis, 2013).

    Post-HBO-opleiding

    Een post-Hbo-opleiding is een beroepsgerichte studie die iemand volgt na de hbo-studie. Soms om verder te ontwikkelen of te specialiseren in een deelgebied of om bepaalde vaardigheden te leren of te verbeteren. Tijdens een post-hbo-studie is veel aandacht voor het uitbreiden van iemands bestaande vakkennis en/of het verbeteren of ontwikkelen van vaardigheden.

    Proctoring

    Proctoring betekent toezicht houden. Hierbij gaat het om het monitoren of surveilleren tijdens toetsen of examens. Online proctoring is de digitale versie, die het mogelijk maakt om op afstand te controleren of er onregelmatigheden optreden tijdens het afnemen van examens.

    Procesgericht

    Aandacht voor het groepsproces en procesgerichte studiebegeleiding.

    PsBK

    Medische en Psychosociale Basiskennis volgens de Plato normen. Dit is een opleiding die veel therapeuten moeten volgen om in aanmerking te komen voor vergoeding door de landelijke zorgverzekeringen. Deze opleiding vraagt ook permanente bij- en nascholing.

    Quality assurance

    Quality assurance betekent in het Nederlands ‘kwaliteitsborging’ of ‘kwaliteitsbewaking’. De kern van het accreditatieproces is de uitnodiging om bewijslast te leveren van de kwaliteit van de eigen opleiding. Het betekent ‘verantwoording afleggen aan een externe partij om aan een bepaalde standaard in het hoger onderwijs te voldoen’. Onderwijskwaliteit meten gaat niet zozeer over het specificeren van standaarden of specificaties waarmee kwaliteit gemeten of beheerst wordt, maar over het verzekeren dat er mechanismen, procedures en processen zijn ingesteld om te verzekeren dat de gewenste kwaliteit, hoe deze ook wordt gedefinieerd of gemeten, wordt geleverd’. Zie ook ‘kwaliteitsborging’.

    Quality enhancement

    Quality enhancement betekent in het Nederlands ‘kwaliteitsontwikkeling’ of ‘kwaliteitsverbetering’. Het invullen van het accreditatieporoolio vraagt aan een opleiding om bewijs te leveren van de eigen ontwikkeling en evaluatie. Het betekent de verbetering van de onderwijskwaliteit, om deze naar een hoger niveau te tillen dan voorheen. Het accreditatieproces is daardoor een kwaliteitsproces; er vindt een kwaliteitsverbetering en -ontwikkeling plaats mede veroorzaakt door de kwaliteitscheck en het kwaliteitsoordeel van het accreditatie-instituut. De visie die aan dit belang van kwaliteitsontwikkeling ten grondslag ligt, hee^ gemaakt dat de SNRO bij het verlenen van haar kwaliteitskeurmerk na accreditatie elke drie jaar de opleiding opnieuw visiteert. Deze driejaarcyclus gee^ het instituut de tijd om de kwaliteitsontwikkeling vorm te geven. Zie ook ‘kwaliteitsontwikkeling’ en ‘kwaliteitsborging’.

    Regulier onderwijs

    Met het ‘bekostigd regulier onderwijs’ worden instellingen bedoeld die vanuit de overheid bekostigd worden.

    Rode vlaggen

    Rode vlaggen betreffen de signalen die moeten worden opgemerkt door (ofwel alarmbellen die moeten gaan rinkelen bij) zorgverleners en die aanleiding moeten zijn voor verwijzing naar een BIG geregistreerde zorgverlener. Hoewel rode vlaggen als een aparte categorie worden genoemd, zijn ze niet los te zien van onderwerpen in de medische- of psychosociale basiskennis.

    SA-verslag

    Individueel verslag van elke accrediteur tijdens een audit van de systeemaccreditatie. Zie ook ‘vierogenprincipe’.

    Samenwerking

    Een samenwerking is kansrijk wanneer mensen en organisaties zich met elkaar weten te verbinden in een betekenis gevend proces dat recht doet aan de belangen en gericht is op een betekenisvolle ambitie. Het is de grootste opgave daarvoor de juiste condities te scheppen. Zie ook het ‘Kijkglas van Kaats’.

    SNRO-register

    In het SNRO-register op de website van de SNRO staan alle opleidingen en bij- en nascholingen vermeld die een positieve accreditatie hebben ondergaan en die dus een keurmerk conform hbo-niveau van de SNRO hebben ontvangen.

    Spiraalmodel voor reflectie van Korthagen

    Het spiraalmodel voor reflectie van Korthagen bestaat uit vijf fasen: ‘handelen en ervaring opdoen’, ‘terugblikken’, ‘bewustwording van essentiële aspecten’, ‘alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen’ en vervolgens weer ‘uitproberen’. Dit model wordt veel in het onderwijs gebruikt, zowel bij studenten als ook bij de organisatie (zie ook: ‘het cyclisch opleidingsmodel van Korthagen’). Bij accreditatie door de SNRO wordt dit model als kijk- en aandachtsmodel gebruikt om het cyclisch handelen in het opleidingsproces van een instituut te bezien.

    Stage

    Een beroepsopleiding leidt studenten op tot een beroep. ‘Stage lopen’ betekent leren in de beroepspraktijk. De student wordt voor een bepaalde tijd in staat gesteld om het geleerde van de opleiding (kennis, houding, vaardigheden) in de praktijk van het beroep te oefenen. Stagiairs zijn geen professionals. Nog niet. Zij hebben begeleiding nodig en geschikte werkzaamheden. Stage is dus extern, wat betekent dat eigen werk- of praktijkervaring geen stage kan zijn.

    Standaarden

    Standaarden zijn procedures, criteria of maatstaven waarvan een groep mensen met elkaar hee^ afgesproken dat ze deze zullen gebruiken. In het geval van een accreditatie zijn het bijvoorbeeld gespecificeerde standaarden waarmee onderwijskwaliteit gemeten of beheerst wordt.

    Startbekwaam

    In het beroepsonderwijs worden studenten opgeleid om startbekwaam als beginnend beroepsbeoefenaar de arbeidsmarkt te betreden. Vaak wordt ook gehanteerd het woord ‘initieel’ of ‘initiële beroepsbeoefenaar’ of ‘initiële beroepskwaliteit’.

    STAP-budget

    In 2022 is een zogenaamd ‘STAP-budget’ (Stimulering Arbeidsmarkt Positie) vanuit de overheid ontwikkeld: een nieuwe regeling voor scholing en ontwikkeling. Dit kan een opleiding, bij- of nascholing betreffen in de reguliere als ook in de particuliere sector. Deze opleidingen, bij- en nascholingen en cursussen moeten wel geaccrediteerd zijn, anders komen de studenten niet in aanmerking voor een STAP-regeling. Alle studenten die studeren aan opleidingen die in het register van de SNRO zijn opgenomen, kunnen een STAP-budget aanvragen. In april 2023 hee^ de overheid aangekondigd bij de begrotingsbehandelingen met een voorstel te komen om de STAP-regeling weer te schrappen.

    Studentenbijdrage

    De ‘studentenbijdrage’ is het bedrag per student dat de opleiding jaarlijks aan de SNRO betaalt voor het studeren aan een door de SNRO-geaccrediteerde opleiding. En voor alle bij- en nascholingen. Zie ook certificaatbijdrage.

    Studielast

    De ‘studielast van een opleiding berekenen’ geldt als een concreet bewijs van onderwijskwaliteit. Elk opleidingsprogramma is verdeeld in EC. Een studiepunt (EC) staat voor 28 uur studie. Daarbij speelt op de achtergrond dat deze studie-uren gebaseerd zijn op wat studenten leerpsychologisch kunnen verwerken per uur. In het zogenaamde ‘model van Wijnen’ (Wijnen (1992), Te doen of niet te doen) is dit in een model uitgewerkt. De SNRO hanteert dit model als enig kijkmodel in de bepaling van de studiebelasting.

    Een studiejaar in het hbo bedraagt 60 EC of 1680 studiebelastingsuren. De studielast van een bacheloropleiding in het hbo bedraagt 240 studiepunten (4 jaar). In het wetenschappelijk onderwijs (wo) 3 jaar en 180 studiepunten. Van een masteropleiding in het hbo bedraagt de studielast 60 studiepunten. In het particulier onderwijs kunnen opleidingsinstituten zelf hun studielast en de hoeveelheid EC’s bepalen.

    Studierendement

    De term studierendement wordt gebruikt als een maat om uitspraken te doen over het succes van de opleiding. De belangrijkste succesfactoren die worden genoemd zijn: studiebegeleiding, informatievoorziening, het managen van de verwachtingen van de studenten en het evalueren van de studeerbaarheid. Gegevens worden verzameld over instroom, doorstroom en uitstroom, startdata en afstudeerdata (studieduur) en redenen van uitval.

    Studiesucces

    De brede definitie van studiesucces omvat de persoonlijke ontwikkeling van de student, de maatschappelijke betrokkenheid van de student gedurende de studie en de ontwikkeling die de student hierin doormaakt tot het moment van afstuderen. Hierin wordt iedere individuele student in ogenschouw genomen.

    Summatief toetsen

    Een summatieve toets is een eindtoets. Er zijn formatieve toetsen (tussentijdse en summatieve (eindtoetsen). Daarnaast zijn er selectieve toetsen (kan helpen om die beslissingen te nemen over zakken of slagen of diagnostische toetsen (dan wordt de toets gebruikt om te bepalen waar je op dit moment zelf staat in het gegeven onderwijs). Zie ook ‘formatieve toetsen’ en ‘diagnostische toetsen’.

    Systeemaccreditatie

    Naast de accreditatie op opleidingen accrediteert de SNRO ook instellingen als geheel. Dit kan alleen als er al ‘gewone’ accreditaties zijn geweest, dus dat er ook al eerder een PAS door een of meerdere opleidingen is gedaan. In het regulier onderwijs wordt dit een ‘instellingsaccreditatie’ genoemd, bij de SNRO heet dit systeemaccreditatie (SA). De kwaliteit van de gehele organisatie, inclusief het managementsysteem, wordt hierbij geaccrediteerd waarbij een kwaliteitscheck wordt gedaan op alle onderdelen van de organisatie. Op basis van de doelstelling van de SNRO is deze accreditatie ook gericht op kwaliteitsbevordering van de organisatie. De systeemaccreditatie wordt uitgevoerd op basis van audits. Zie ook ‘audit’ en ‘auditagenda’.

    Taxonomie van Biggs en Tang

    De ‘taxonomie van Biggs en Tang’ (2011) is een manier om in kaart te brengen wat een student moet kennen, weten, begrijpen. Het gaat er bij Biggs en Tang niet alleen om wat de student doet maar ook om welke bijdrage de docent en het opleidingsinstituut leveren om de leerdoelen van de student te bereiken. Ze hebben daarvoor een leerlijn ontworpen, zie ook ‘constructive alignment’.

    Taxonomie van Bloom

    De ‘taxonomie van Bloom’ is een van de meest gebruikte manieren om verschillende kennisniveaus in te delen als algemeen model voor het formuleren van de doelstellingen van het leerproces. De taxonomie van Bloom onderscheidt zes niveaus, die oplopen in moeilijkheidsgraad:
  • kennis reproductie,
  • inzicht,
  • toepassing,
  • analyse,
  • creatie/synthese,
  • evaluatie.

  • De taxonomie is een handig hulpmiddel bij het formuleren van leerdoelen en het vaststellen van het beheersingsniveau. De eerste drie niveaus van Bloom's taxonomie worden ook wel 'lage denkvaardigheden' genoemd. Vragen van de moeilijkste drie niveaus heten 'hoge denkvaardigheden'.

    Taxonomie van Romiszowski

    De taxonomie van Romiszowski is een indeling gebaseerd op een onderscheid tussen kennis en vaardigheden. Onder kennis verstaat Romiszowski ‘informatie opgeslagen in de hersenen’. Onder vaardigheden verstaat Romiszowski ‘acties die een persoon uitvoert om een bepaald doel te bereiken’. Binnen de taxonomie van Romiszowski wordt de volgende indeling gehanteerd:
  • feitelijke kennis, zoals herinneren of herkennen;
  • begripsmatige kennis, dit betre^ het inzicht, grensbepalingen;
  • reproductieve vaardigheden, zoals eenvoudige activiteiten en standaardprocedures;
  • productieve vaardigheden, het geleerde toepassen in nieuwe situaties.
  • Therapeut

    Een therapeut is de uitvoerder van een (alternatieve en/of complementaire gezondheids-) behandeling.

    Toelatings- c.q. instroombeleid

    Kern van het toelatings- en instroombeleid is het bepalen of de student/deelnemer voldoende voorkennis hee^ om deel te (kunnen) nemen aan een opleiding. Bij een hbo-opleiding is het noodzakelijk om een mbo-4, mavo, havo of vwo-vooropleiding te hebben genoten. Zonder deze vooropleidingseisen kan en mag er geen hbo-certificaat met SNRO-keurmerk worden uitgeschreven.

    Toetsbaarheid van examens

    Dat examens toetsbaar zijn, houdt in dat de leerdoelen van de opleiding dusdanig zijn omgezet in goede toetsvragen, dat de student ze kan beantwoorden als hij de lesstof beheerst. Gedragsaspecten zijn moeilijker toetsbaar en vragen om een eigen aangepaste toetsvorm.

    Toetsbeleid

    Het toetsbeleid van een opleiding ligt op twee verschillende vlakken, namelijk het inrichten van de toetsingssystematiek en de kwaliteit van de toetsen zelf. De inrichting van de toetsingssystematiek is van belang omdat dit sterk het wel of niet slagen voor bepaalde vakken en daarmee de opleiding bepaalt. Vragen als hoeveel toetsen gee^ de opleiding, in hoeverre is er compensatie mogelijk/wenselijk of op welke manier kunnen deeltoetsen worden ingezet in het onderwijs, komen hierin ook aan bod (zie ook ‘toetsplan’ en ‘toetsmatrijs’).

    Toetsplan

    Het toetsplan dient als handleiding voor de docenten om het curriculum in te vullen. De basis wordt gevormd door de criteria die invulling geven aan de hbo-competenties per studiefase. De doelstelling is te komen tot een evenwichtig toetsplan waarin inhoud en vorm van toetsing op elkaar zijn afgestemd en dat het de studeerbaarheid van de opleiding vergroot. Uitgangpunt van het toetsplan is het toetsbeleid.

    Toetsmatrijs

    In een toetsmatrijs staan de verschillende leerdoelen of eindtermen uit het toetsplan. Op basis van vakinhoudelijke deskundigheid wordt de verhouding aan gegeven tussen die leerdoelen of eindtermen. Tot slot wordt aangegeven op welk beheersingsniveau of op welke beheersingsniveaus deze worden getoetst. Dit kan bijvoorbeeld met de ‘taxonomie van Bloom’.

    Vakbekwaam

    Vakbekwaam zijn betekent deskundig, in staat om zijn vak of beroep naar behoren zelfstandig op hbo-niveau uit te oefenen en goede kwaliteit af te leveren. Voldoende geschoold én ervaren om het werk goed en kundig uit te voeren (vergelijk start- bekwaam, basis-bekwaam en vakbekwaam; dit zijn beoordelingscriteria in het onderwijs die gevolgen hebben in het toekennen van een lagere of hogere looncategorie).

    Valide toetsen

    Bij validiteit gaat het erom of een toets in overeenstemming is met de leerdoelen en toetsdoelen van een leerstofeenheid, de leeractiviteiten van de leerling en of de toets toetst wat getoetst moet worden. Bij validiteit wordt onderscheid gemaakt tussen inhoudsvaliditeit en begripsvaliditeit. Een kwalitatief goede toets voldoet aan criteria op het gebied van validiteit, betrouwbaarheid, specificiteit, moeilijkheid, discriminerend vermogen, transparantie, beschikbare tijd, (taal)technische kwaliteit en toetstechnische kwaliteit.

    Vierogenprincipe

    Het zogenoemde vierogenprincipe houdt een procedureel uitgangspunt in, dat stelt dat voor bepaalde handelingen er altijd twee mensen nodig zijn. In het geval van beoordeling tijdens een accreditatie zijn er dus altijd twee accrediteurs die onaQankelijk van elkaar beoordelen. Bij de ontwikkeling van een toets wordt ook altijd het vierogenprincipe toegepast om de kwaliteit van een toets te waarborgen (validiteit, betrouwbaarheid, transparantie, bruikbaarheid en vergelijkbaarheid).

    Visitatie

    Ter plaatse onderzoeken van een bepaalde opdracht in relatie tot de realisering van de opleiding (zie ook ‘audit’).